Symbologie - Templates
Templates
Met een Template kan de opmaak van een kaartlaag makkelijk geconfigureerd, aangepast en hergebruikt worden. Een Template kan bij het publiceren van de dataset als kaartlaag worden aangemaakt, zoals in de handleiding Symbologie instellen, maar in deze handleiding wordt de Template van tevoren ingesteld.
Let op! Een SLD kan vooralsnog alleen gebruikt worden bij WMS-kaartlagen.
Tevens kan een Template van het type 'Classified' ook alleen bij WMS-kaartlagen worden gebruikt.
Het maken van een nieuw Template kan op verschillende manieren:
- Automatisch: op basis van bestaande datasetattributen. Dit kan alleen voor Symbology Templates van het type 'Unique'.
- Handmatig: voor een aangepaste verdeling naar wens, bij bijvoorbeeld een 'Unique' of 'Classified' Template.
- Importeren van een SLD: in bestaande Templates, of bij het aanmaken van een nieuw Template.
Automatisch een Unique Template maken
Als er een 'Unique' Template gemaakt dient te worden en de attribuutwaarden hiervoor al in de Dataset zitten, is het het makkelijkst om dit automatisch vanuit de Dataset te doen.
- Navigeer naar de betreffende dataset en open de tab 'Attributes'.
- Zorg dat de domeinlijst is ingeschakeld voor het attribuut op basis waarvan de Template gemaakt dient te worden.
- Selecteer 'Values'.
Vervolgens verschijnt een overzicht met alle attribuutwaarden in dit attribuut. Controleer of dat dit er niet teveel zijn (GeoApps ondersteunt er in principe maximaal 100, maar voor gebruiksvriendelijkheid wil je er meestal maximaal 20 gebruiken).
- Selecteer nu de knop 'Create Symbology Template'.
- Er verschijnt een overlay, vul hier een naam voor de Template in.
Er verschijnt een overzicht van de gemaakte Template. Ga verder bij de uitleg vanaf Figuur 11 om deze aan de kaartlaag te koppelen.
Handmatig een nieuw Template maken
Om handmatig een nieuw Template te maken dient het overzicht Templates te worden geopend.
- Kies voor Templates > Symbology.
- Selecteer vervolgens +Create om een nieuwe Template toe te voegen. Het is daarnaast ook mogelijk een SLD te uploaden, maar dit werkt vooralsnog alleen op WMS-kaartlagen.
Er wordt nu een Symbology ingesteld. Hiervoor is het nodig een Style Type te kiezen (punt/lijn/vlak/icon/raster) afhankelijk van het type data. Ook het Class Type (Single/Unique/Classified/Custom) dient gekozen te worden. Kies bij een letterlijke 'waarde' voor Unique en bij getallen/jaren o.i.d. voor Classified. Zie Figuur 4. Kies zo nodig ook het aantal classes. Ook het project dient te worden gekozen.
- Vul een Name in voor het Template.
- Bij het onderdeel Style Type zijn er meerdere keuzes;
Icon: zorgt voor een template die bij Icon-bestanden gebruikt kan worden.
Point: zorgt voor een template die bij Punt-bestanden gebruikt kan worden.
Line: zorgt voor een template die bij Line-bestanden gebruikt kan worden.
Area: zorgt voor een template die bij Area/Polygon-bestanden gebruikt kan worden.
Raster: zorgt voor een template die bij Raster-bestanden gebruikt kan worden. - Bij het onderdeel Class Type zijn er meerdere keuzes.
Single: zorgt voor een enkele symbologie.
Unique: om unieke waardes onder te verdelen in klasses.
Classified: om getallen onder te verdelen in klasses. Let op! Deze Class Type is alleen te gebruiken in combinatie met een WMS kaartlaag en om deze te gebruiken, dient 'All other values' uitgezet te worden.
Custom: om de klasses op een andere manier te verdelen. - Selecteer het Project waar het aan moet worden toegevoegd.
- Klik tenslotte op '+Create'.
Vervolgens verschijnt de aangemaakte Template. Zie Figuur 5.
- Klik op '+Add' om waardes toe te voegen. Wat er ingevuld moet worden is afhankelijk van het type Template en Symbologie. Dit wordt voor elk van de typen symbologie beschreven in de rest van de handleiding.
Waarden kunnen worden bewerkt en verwijderd met de 'Edit' en 'Delete' button in de betreffende regel.
Bij Map kan worden aangevinkt of de aangemaakte klasse wel of niet wordt getoond in de kaart.
Bij Legend kan worden aangevinkt of de aangemaakte klasse wel of niet wordt getoond in de legenda.
Style Type instellen
In de onderstaande figuren (6 t/m 10) worden de instellingen bij het aanmaken van een Symbology Class voor de verschillende Style Types weergegeven (Point, Icon, Line, Raster, Area). De instellingen gelden voor Class Types 'Unique' en 'Classified'. Voor een 'Single' symbology kun je de symbologie ook op de kaartlaag zelf instellen in plaats van via een Template, maar bij een symbologie die op meerdere kaartlagen gebruikt gaat worden is het handig een Template te maken. Voor een 'Custom' symbologie, zie de handleiding Symbologie - Custom.
Volg de uitleg afhankelijk van welk Style Type er is gekozen bij het overzicht zoals in Figuur 4 en ga daarna verder bij de uitleg vanaf Figuur 11.
Symbologie - Point
Figuur 4 laat het overzicht zien in het geval er gekozen is voor Style Type 'Point'.
-
Geef bij Description een beschrijving, bijvoorbeeld "2010 tot 2020".
-
Geef bij 'ValueAsDouble' de waarde op. Bij een 'Classified Symbology' is dit de bovenste waarde van de Symbology Class. Bij een 'Unique Symbology' staat hier 'ValueAsString' en vul je de exacte attribuutwaarde in.
-
Bij Type is er de keuze uit:
Circle
Triangle
Rectangle
Star -
Bij Size moet de grootte worden ingesteld (1-10).
-
Bij Width dient de dikte van de omlijning te worden aangegeven.
-
Bij Color dient de kleur van de omlijning te worden aangegeven.
-
Bij Color dient de kleur van de opvulling te worden aangegeven.
-
Klik tenslotte op 'Create'.
Symbologie - Line
Figuur 7 laat het overzicht zien in het geval er gekozen is voor Style Type 'Line'.
- Vul bij Description een beschrijving in.
- Geef bij 'ValueAsDouble' de waarde op. Bij een 'Classified Symbology' is dit de bovenste waarde van de Symbology Class. Bij een 'Unique Symbology' staat hier 'ValueAsString' en vul je de exacte attribuutwaarde in.
- Vul bij Width de dikte in van de omlijning.
- Vul bij LineDash eventueel 3 waardes in die de lengte en afstand betreffende een stippellijn aangeven.
- Selecteer bij Color de kleur van de lijn.
- Klik tot slot op 'Create'.
Symbologie - Area
Figuur 8 laat het overzicht zien in het geval er gekozen is voor Style Type 'Area'.
- Kies bij Description een herkenbare beschrijving.
- Geef bij 'ValueAsDouble' de waarde op. Bij een 'Classified Symbology' is dit de bovenste waarde van de Symbology Class. Bij een 'Unique Symbology' staat hier 'ValueAsString' en vul je de exacte attribuutwaarde in.
- Kies bij Width de dikte van de omlijning.
- Kies bij LineDash evt 3 waardes voor stippellijn, 1 voor lengte lijntje, tussenafstand en nogmaals lijnlengte
- Kies bij Color de kleur van de buitenlijn.
- Kies bij Fill Type voor 'None' of maak gebruik van hatches. Zie Symbology - Hatches voor meer uitleg.
- Kies bij Color de kleur van de opvulling door de kleur te selecteren en de colorpicker te gebruiken of vul een hex-code in.
- Klik tenslotte op 'Create'.
Symbologie - Raster
Figuur 9 laat het overzicht zien in het geval er gekozen is voor Style Type 'Raster'.
- Kies bij Description de gewenste beschrijving voor de Symbology Class.
- Geef bij 'ValueAsDouble' de waarde op. Bij een 'Classified Symbology' is dit de bovenste waarde van de Symbology Class. Bij een 'Unique Symbology' staat hier 'ValueAsString' en vul je de exacte attribuutwaarde in.
- Kies de gewenste kleur.
- Klik tenslotte op 'Create'.
Symbologie - Icon
Figuur 10 laat het overzicht zien in het geval er gekozen is voor Style Type 'Icon'.
- Kies bij Description de gewenste beschrijving.
- Geef bij 'ValueAsDouble' de waarde op. Bij een 'Classified Symbology' is dit de bovenste waarde van de Symbology Class. Bij een 'Unique Symbology' staat hier 'ValueAsString' en vul je de exacte attribuutwaarde in.
- Selecteer bij Icon de knop 'Pick Icon' en kies de gewenste Icon. Zie de handleiding Symbology - Icons voor meer uitleg over het toevoegen van Icons.
- Vul voor Anchor een x- en y-waarde in.
- Vul eventueel bij Rotation een rotatie in graden in (0-360).
- Vul eventueel bij Rotation Field een veld in die de rotatie aangeeft.
- Vul bij Rotation Offset een x- en y-waarde in waar omheen gedraaid dient te worden.
- Selecteer Lock Rotation om de rotatie te blokkeren.
- Kies bij Width de breedte van de Icon.
- Kies bij Height de hoogte van de Icon.
- Klik tenslotte op 'Create'.
Koppelen Template aan Layer
Vervolgens moet de aangemaakte Template gekoppeld worden aan een Layer. Zie Figuur 11.
Dit kan bij het aanmaken of bewerken van een Layer. Als de Layer al is gemaakt is het mogelijk deze te bewerken in het kaartlaagoverzicht met de 'Edit'-knop, verder is de werkwijze hetzelfde als onderstaand.
- Selecteer bij Symbology de optie Template.
- Selecteer bij Symbology Template de aangemaakte Template uit de dropdownlijst.
- Klik tenslotte op '+Create'.
Vervolgens verschijnt het kaartlaagoverzicht. Hier kan de koppeling gemaakt worden aan het juiste attribuut.
- Navigeer naar de tab Symbology.
- Selecteer '+Add'.
In het formulier kan nu de juiste koppeling gemaakt worden. Het juiste datasetattribuut moet nu alleen nog worden geselecteerd.
Selecteer Symbology > Attributes > Add. Het overzicht zoals in Figuur 12 verschijnt.
- Laat Symbology Attribute zo staan.
- Selecteer bij Dataset Attribute het juiste Attribuut uit de dataset.
- Klik tot slot op 'Add'.
Het Template is nu aan de kaartlaag gekoppeld. Mocht de Template niet direct zichtbaar zijn in de Viewer, gebruik dan de knop 'Update SLD in Geoserver' zoals onderaan Figuur 12.
Updated about 1 year ago