Symbologie - Clustering
Clustering
Een 'Cluster' is een samenvoeging van meerdere objecten bij het uitzoomen op de kaart. De samenvoegde objecten worden met een ander icoon weergegeven, waarbij een getal toont hoeveel samengevoegde objecten in de cluster zijn opgenomen. Het gebruik van clustering kan bijvoorbeeld handig zijn bij het visualiseren van een grote hoeveelheid puntdata met bijvoorbeeld supermarkten, bomen of speeltuinen.
WFS inladen
Open een Dataset met puntdata in de beheeromgeving en publiceer als kaartlaag met de optie 'Publish'. Zie Figuur 1.
- Laad hier de Dataset in.
- Geef de kaartlaag een Title
- Kies bij de Dataset Service voor de optie WFS.
- De reguliere instellingen voor Symbology worden bij Clustering niet gebruikt en overschreven. Deze optie mag dus op 'Single' blijven staan, want het maakt dus niet uit wat hier staat ingevuld.

Figuur 1 - Het creëren van een kaartlaag op basis van 'WFS'.
Clustering inschakelen
De kaartlaag is nu aangemaakt en het overzicht van dien wordt geopend. Clustering wordt nu ingeschakeld. Zie Figuur 2.
- Open de tab Clustering
- Schakel Clustering in middels de knop Enable.

Figuur 2 - Het inschakelen van Clustering.
Er opent een nieuw overzicht, waarin Clustering verder geconfigureerd dient te worden.
- Kies bij DatasetAttributedId eventueel een specifiek attribuut waarop de Clustering gebaseerd dient te worden.
- Met Distance kan de afstand in pixels tussen de iconen worden ingesteld vanaf waar Clustering dient te werken.
- Met InteractionType kan gekozen worden uit pop-up of zoom:
Pop-up toont de attribuutwaardes bij aanklikken.
Zoom maakt het object 'niet-aanklikbaar'. - Selecteer Enable.

Figuur 3 - Het instellen van de clustering.
Clustericoon instellen
Voordat het gewenste icoon wordt ingesteld als symbologie is het handig ervoor te zorgen dat er een bijbehorend clustericoon voor is ingesteld. Dit kan eventueel ook andersom.
- Ga naar 'Templates' > 'Icons'.
- Selecteer het gewenste icoon dat gebruikt gaat worden.
- Kies 'Edit' en upload de gewenste bestanden als clustericonen voor de gewenste sizes, indien dit nog niet gedaan is. In het voorbeeld zijn deze al wel beschikbaar.

Figuur 4 - Clustericoon uploaden.
Clustericoon als symbologie gebruiken
Clustering is nu geconfigureerd en een icoon dient ingesteld te worden voor het tonen van een Cluster.
Zie hiervoor Figuur 5.
- Ga hiervoor in het Layer-overzicht naar Symbology.
- Kies de knop Edit Symbology.
Let op! Clustering wordt niet op kaart getoond als er geen separaat icoon is ingesteld.

Figuur 5 - Een icoon toevoegen bij 'Edit Symbology'.
Om een icoon in te stellen moet de symbologie worden bewerkt. Zie Figuur 6.
- Klik op Edit.

Figuur 6 - Bewerken van de symbology om er een icon te selecteren.
Er wordt nu voor 'Icon' gekozen als Style Type in plaats van een punt. Zie Figuur 7.
- Selecteer bij Style Type Icon. De rest van de instellingen (Name, Class Type, Project) kunnen zo worden gelaten.
- Klik vervolgens op Save.

Figuur 7 - Een Icon in plaats van point selecteren
In het overzicht moet de gewenste Icon gekozen worden. Zie hiervoor Figuur 8.
- Klik bij Style op Edit.

Figuur 8 - Het kiezen van de juiste Icon.
Nu dienen de instellingen van het icoon gekozen te worden. Zie Figuur 9.
- Geef bij Description een naam.
- Klik bij Icon op Pick Icon. Een overzicht verschijnt. Kies een icoon dat past bij de soort kaartlaag.
- Deze instellingen worden genegeerd bij Clustering en kunnen zo blijven staan.
- Klik tot slot op Save om de instellingen op te slaan.
Klik daarna op Back to overview om terug naar het overzicht van de kaartlaag te gaan.

Figuur 9 - Het instellen van het icoon.
Een Label wordt ingesteld zodat de cluster ook het aantal objecten weergeeft. Zie Figuur 10.
- Klik op Label.
- Klik op Enable.

Figuur 10 - Het instellen van een label.
Vervolgens verschijnt het menu, waarin allerlei labelinstellingen ingesteld kunnen worden. Zie Figuur 11.
- In Dataset Attribute kan worden gekozen uit een bestaande 'Dataset Attribute', die het label zal weergeven.
- Fontsize geeft de lettergrootte aan.
- Color geeft de kleur van de tekst aan.
- Anchor geeft de plek waar de tekst moet komen aan.
- Vul bij Offset de horizontale en verticale afstand in pixels tot de icoon in.
- Rotation Type geeft weer op welke wijze de rotation gedefinieerd is; ofwel handmatig in graden (Degrees) ofwel op basis van een attribuut (Dataset Attributes).
- Vul bij Rotation het aantal graden van draaiing in.
- Met Lock Rotation kan de draaiing worden geblokkeerd. Het icoon draait dan niet mee als de kaart wordt gedraaid.
- Klik tot slot op Create.

Figuur 11 - De instellingen bij het inschakelen van een label.
Figuur 12 toont het resultaat van de ingestelde Clustering.

Figuur 12 - Voorbeeld van clustering. In het figuur is te zien dat bij het gehighlighte icoon 12 objecten zijn samengevoegd tot één cluster en daarom met een ander icoon worden weergegeven.
Updated 6 months ago