Symbologie - Clustering

📘

Clustering

Een 'Cluster' is een samenvoeging van meerdere objecten bij het uitzoomen op de kaart. De samenvoegde objecten worden met een ander icoon weergegeven, waarbij een getal toont hoeveel samengevoegde objecten in de cluster zijn opgenomen. Het gebruik van clustering kan bijvoorbeeld handig zijn bij het visualiseren van een grote hoeveelheid puntdata met bijvoorbeeld supermarkten, bomen of speeltuinen.

WFS-kaartlaag maken

Allereerst moet er een kaartlaag worden gemaakt. Hiervoor moet de betreffende dataset met puntdata zijn ingeladen.

  1. Navigeer via Projects naar de gewenste Dataset.
  2. Kies voor 'Create layer from dataset'.
Figuur 1 - Aanmaken van een WFS-layer.

Figuur 1 - Aanmaken van een WFS-layer.

Er verschijnt een modal om de kaartlaag te maken.

  1. Geef de kaartlaag een Title
  2. Kies bij de Dataset Service voor de optie WFS.
  3. De Symbology moet op 'Single' blijven staan. De instellingen voor Symbology kunnen bij Clustering namelijk niet worden gebruikt en worden overschreven.
  4. Selecteer '+Create'.
Figuur 1 - Kaartlaag maken

Figuur 2 - Instellingen voor het maken van een WFS-kaartlaag.

Clustering inschakelen

De kaartlaag is nu aangemaakt en het overzicht van dien wordt geopend. Clustering wordt nu ingeschakeld. Zie Figuur 3.

  1. Open de tab Clustering
  2. Schakel Clustering in middels de knop Enable.
Figuur 3 - Inschakelen van Clustering.

Figuur 3 - Inschakelen van Clustering.

Er opent een nieuw overzicht, waarin Clustering verder geconfigureerd dient te worden.

  1. Kies bij DatasetAttributedId eventueel een specifiek attribuut waarop de Clustering gebaseerd dient te worden.
  2. Met Distance kan de afstand in pixels tussen de iconen worden ingesteld vanaf waar Clustering dient te werken.
  3. Met InteractionType kan gekozen worden uit pop-up of zoom:

    Pop-up toont de attribuutwaardes bij aanklikken.
    Zoom maakt het object 'niet-aanklikbaar'.

  4. Selecteer Enable.
Figuur 4 - Instellen van Clustering.

Figuur 4 - Instellen van Clustering.

Clustericoon instellen

Voordat het gewenste icoon wordt ingesteld als symbologie is het handig ervoor te zorgen dat er een bijbehorend clustericoon voor is ingesteld. Dit kan eventueel ook andersom.

  1. Ga naar 'Assets' > 'Icons'.
  2. Selecteer het gewenste icoon dat gebruikt gaat worden.
  3. Kies 'Edit' en upload de gewenste bestanden als clustericonen voor de gewenste sizes, indien dit nog niet gedaan is. In het voorbeeld zijn deze al wel beschikbaar.
Figuur 5 - Bewerken van het clustericoon

Figuur 5 - Clustericonen toevoegen.

Clustericoon als symbologie gebruiken

Clustering is nu geconfigureerd en het clustericoon dient nu ingesteld te worden voor het gebruik ervan.
Zie hiervoor Figuur 6.

  1. Ga via Projects terug naar de kaartlaag.
  2. Kies voor de tab Symbology.
  3. Kies de knop 'Edit symbology'.
    Let op! Clustering wordt dus niet op de kaart getoond als er geen separaat clustericoon is ingesteld.
Figuur 6 - Clustericoon kiezen bij symbologie.

Figuur 6 - Clustericoon kiezen bij symbologie.

Om een icoon in te stellen moet de symbologie worden bewerkt. Zie Figuur 7.

  1. Selecteer 'Edit'
  2. Kies vervolgens bij Style Type voor 'Icon' in plaats van 'Point'.
  3. Klik weer op 'Save'
Figuur 7 - Bewerken van de symbologie.

Figuur 7 - Bewerken van de symbologie.

In het overzicht moet nu de gewenste Icon gekozen worden. Zie hiervoor Figuur 9.

  1. Klik bij Style op 'Edit'.
Figuur 9 - Icoon kiezen.

Figuur 9 - Icoon kiezen.

Nu dienen de instellingen van het icoon gekozen te worden. Zie Figuur 10.

  1. Geef bij 'Description' een naam.
  2. Klik bij Icon op 'Pick Icon'. Een overzicht verschijnt. Kies het icoon waarop het clustericoon is ingesteld.
  3. Deze instellingen worden genegeerd bij Clustering en kunnen zo blijven staan.
  4. Klik tot slot op Save om de instellingen op te slaan.
    Klik daarna op 'Back to overview' om terug naar het overzicht van de kaartlaag te gaan.
Figuur 10 - Instellen van icoon.

Figuur 10 - Instellen van icoon.

Een Label wordt ingesteld zodat de cluster ook het aantal objecten weergeeft. Zie Figuur 11.

  1. Klik op de tab Labels.
  2. Klik op 'Configure Labels'.
Figuur 11 - Configureren van labels.

Figuur 11 - Configureren van labels.

Vervolgens verschijnt het menu, waarin allerlei labelinstellingen ingesteld kunnen worden. Zie Figuur 12.

  1. Vink 'Enabled' aan.
  2. In Dataset Attribute kan worden gekozen uit een bestaande 'Dataset Attribute', die het label zal weergeven.
  3. Fontsize geeft de lettergrootte aan.
  4. Color geeft de kleur van de tekst aan.
  5. Anchor geeft de plek waar de tekst moet komen aan.
  6. Vul bij Offset de horizontale en verticale afstand in pixels tot de icoon in.
  7. Rotation Type geeft weer op welke wijze de rotation gedefinieerd is; ofwel handmatig in graden (Degrees) ofwel op basis van een attribuut (Dataset Attributes).
  8. Vul bij Rotation het aantal graden van draaiing in.
  9. Met Lock Rotation kan de draaiing worden geblokkeerd. Het icoon draait dan niet mee als de kaart wordt gedraaid.
  10. Klik tot slot op Create.
Figuur 12 - Configureren van labels.

Figuur 12 - Configureren van labels.

Figuur 13 toont het resultaat van de ingestelde Clustering. In het figuur is te zien dat objecten worden samengevoegd tot één cluster en daarom met een ander icoon (en een getal) worden weergegeven.

1920

Figuur 13 - Voorbeeld van clustering.