Snelfilters

📘

Snelfilters

Met snelfilters kan er in de Viewer per Symbology Class gefilterd worden, door de gewenste Classes aan te klikken.

1917

Voorbeeld - Snelfilters in de Viewer.

Snelfilters instellen

Voor het gebruik van snelfilters bestaan enkele voorwaarden:

  • De gekoppelde Symbology Template moet 'Unique' zijn (& geen Custom SLD).
  • De domeinlijst voor het gekoppelde attribuut moet ingeschakeld zijn.
  • Het betreffende attribuut moet ingeschakeld staan in de Filter Definition.

Indien de kaartlaag en onderliggende dataset aan al deze voorwaarden voldoen, werken de snelfilters vanzelf. In de rest van deze handleiding wordt er vanuit gegaan dat er nog een attribuut met unieke klassen voor de symbologie toegevoegd moet worden.

Attribuut toevoegen t.b.v. symbologie

Download de Shapefile van de dataset die gevisualiseerd dient te worden.

  1. Navigeer via Projects naar de juiste Dataset.
  2. Selecteer de tab Overview.
  3. Selecteer de dropdown 'Actions'.
  4. Kies voor 'Download Shapefile'.
Figuur 1 - Shapefile downloaden.

Figuur 1 - Shapefile downloaden.

  1. Open het .zip-bestand in de verkenner.
  2. Start QGIS.
  3. Sleep de shapefile in het paneel met kaartlagen.

Nu de kaartlaag is toegevoegd kan de attributentabel worden afgesteld

  1. Klik rechts op de titel van de kaartlaag en kies 'Attributentabel openen'.
  2. Zet 'bewerken' aan met de knop linksboven in de attributentabel.
  3. Selecteer de knop 'Nieuw veld' en configureer het nieuwe attribuut:
    Geef het attribuut een naam, kies type 'Integer' en geef als lengte bij minder dan 10 klassen 1 op. Geef bij 10 of meer klassen 2 op. Klik vervolgens op 'OK'.
1920

Figuur 2 - Attribuut toevoegen in QGIS.

Geef op basis van de Symbology Classes een nummer mee als attribuutwaarde voor de betreffende klasse in dit nieuwe attribuut. In het voorbeeld zijn er 7 klassen, en worden dus als attribuutwaarden de cijfers 1 t/m 7 gebruikt, zie Figuur 3. Dit kan handmatig bij een kleine dataset met weinig objecten, anders kun je een expressie gebruiken. (Nieuw veld toevoegen voor categorie met type integer en vervolgens linksboven de attributentabel dit attribuut kiezen en de expressie invullen).

1918

Figuur 3 - Attribuutwaarden invullen.

Sla de kaartlaag op en update de dataset in GeoApps, zie hiervoor eventueel Updaten dataset.

  1. Klik op 'Confirm' om aan te geven dat er inderdaad een attribuut is toegevoegd.
Figuur 4 - Dataset updaten.

Figuur 4 - Dataset updaten.

Allereerst moet er een kaartlaag beschikbaar zijn, welke op basis van een geclassificeerde symbologie gevisualiseerd moet worden. Zorg dat hier een Template voor gemaakt of aangepast wordt, zodat de Class Type 'Unique' is.

  1. Navigeer naar Templates.
  2. Kies voor Symbology.
  3. Selecteer 'Create'.

Er verschijnt nu een formulier waarin het Template aangemaakt kan worden. Zie Figuur 5 voor de instellingen die hiervoor nodig zijn.

  1. Geef een naam aan de Template.
  2. Kies Style Type 'Area'.
  3. Kies Class Type 'Unique'.
  4. Kies eventueel een ander Project dan degene van waaruit het Template momenteel wordt gemaakt.
  5. Selecteer 'Create'.
Figuur 5 - 'Unique' Template aanmaken.

Figuur 5 - 'Unique' Template aanmaken.

Stel de Classes nu ook in de Template zo in, dat de Description de daadwerkelijke waarde aangeeft en de Value het nummer of de attribuutwaarde die overeenkomt met de waarde die in QGIS is toegevoegd voor deze klasse.

Figuur 6 - Classes in een Template uitwerken.

Figuur 6 - Classes in een Template uitwerken.