Tekenbare kaartlaag maken

📘

Lege tekenbare dataset & kaartlaag instellen

Door een lege dataset in te stellen kan een tekenbare kaartlaag aangemaakt worden. Dit is handig indien de gegevens ingevuld moeten worden door een gebruiker in de Viewer. De gebruiker kan dan in de Viewer een punt of vlak intekenen en de objectinformatie daarbij invullen.

Lege Dataset instellen

Voor het instellen van de lege Dataset moet het overzicht Datasets worden geopend in de juiste projectomgeving. Zie Figuur 1.

  1. Navigeer naar het gewenste Project
  2. Kies Datasets.
  3. Klik op '+Create Dataset'.
Figuur 1 - Overzicht datasets in de projectomgeving.

Figuur 1 - Overzicht datasets in de projectomgeving.

Vervolgens verschijnt het overzicht zoals in Figuur 2. Hier dienen instellingen zoals Name, Project en EPSG Code te worden gekozen.

  1. Geef de dataset een 'Name'.
  2. Voeg eventueel een 'Description' toe.
  3. De 'EPSG Code' staat voor Nederlandse kaarten standaard op 28992 (nieuwe Rijksdriehoekstelsel) ingesteld. Wijzig deze afhankelijk van de gewenste projectie.
  4. Selecteer '+Create'.
Figuur 2 - Het overzicht voor het instellen van een lege dataset.

Figuur 2 - Het overzicht voor het instellen van een lege dataset.

Het overzicht van deze aangemaakte Dataset verschijnt.

  1. Klik op Attributes.
  2. Klik op '+Add'.
Figuur 3 - De net aangemaakte dataset, waar nog attributen aan toegevoegd moeten worden.

Figuur 3 - De net aangemaakte dataset, waar nog attributen aan toegevoegd moeten worden.

Het overzicht zoals in Figuur 4 verschijnt.

  1. Parent Dataset Attribute: kies 'None', tenzij het attribuut dat wordt toegevoegd foto's of bestanden zal omvatten.
  2. Datasetattribute Source: kies 'None', tenzij de attributen worden opgehaald middels een API.
  3. Geef het attribuut een naam.
  4. Geef eventueel een (beter herkenbare) naam met hoofdletters, spaties en speciale tekens.
  5. Kies het 'Type' attribuut.

📘

Extra uitleg Type:

  1. String: tekstveld
  2. Short: tekstveld
  3. Long: tekstveld
  4. Float: numeriek veld met decimalen met kleinere precision (Float is een kleiner veld dan Double).
  5. Double: numeriek veld met decimalen met grotere precision (Double is een langer veld dan Float).
  6. Boolean: datatype met mogelijkheden 'waar' en 'onwaar'.
  7. DateTime: combinatie van date en time veld.
  8. Date: datum (dag, maand, jaar).
  9. Time: tijdseenheid (uur, minuut, seconde).
  10. Integer: numerieke waarde, zonder decimalen.
  11. Computed: (query) mogelijkheid formule in te vullen om iets te berekenen.
  12. UUID: 'Universally Unique Identifier', ofwel een ID van 36 tekens met 4 streepjes.
  1. Geef eventueel de eenheid van het attribuut aan bij Unit. (Jaar, m2, KwH, €)
  2. Vink Domain Listaan voor het instellen van een dropdownlijst.
  3. Klik op Create.
Figuur 4 - Overzicht toevoegen attribuut aan dataset.

Figuur 4 - Overzicht toevoegen attribuut aan dataset.

Herhaal deze stappen (Figuur 3 & 4) net zo lang tot alle gewenste attributen zijn toegevoegd.

Eventueel: Toevoegen bestand of afbeelding

Tevens is het mogelijk foto's en bestanden te uploaden, zie hiervoor de handleiding Toevoegen van bestanden.

Eventueel: Toevoegen Values voor dropdownlijst bij intekenen

Tevens is het mogelijk een dropdownlijst te gebruiken. Dit is handig als er een beperkt aantal waardes zijn, die van tevoren al bekend zijn. Deze kunnen dan gebruikt worden via een dropdownlijst bij het intekenen met Draw. Zie hiervoor de handleiding Domeinlijsten.

Publiceren van Layer en verder instellen

Er kan nu een Layer van de Dataset worden gemaakt.

  1. Selecteer de tab 'Overview'
  2. Selecteer 'Edit' en vink onderaan het formulier 'Editable' aan.
  3. Selecteer 'Create from layer'.
Figuur 5 - Publiceren van de Layer.

Figuur 5 - Publiceren van de Layer.

Het overzicht 'Create Layer' verschijnt. Zie Figuur 6 voor de instellingen.

  1. Voer de titel van de Layer in.
  2. Voer bij Dataset Service WFS in om er een tekenlaag van te maken.
  3. Laat Base Layer uit staan. Dit is hier in principe niet van toepassing.
  4. Kies een Geometry Type:

    Line: om een lijn-tekenlaag te maken.
    Polygon: om een vlak-tekenlaag te maken.
    Point: om een punten-tekenlaag te maken.

  5. Symbology:

    Single: gebruik een enkele symbologie.
    Unique: kies een dataset attribute met verschillende waardes waar aparte symbologieën op moeten worden toegepast.
    Upload SLD: gebruik SLD-bestand (bijv. QGIS) en vink vervolgens pixel of millimeter aan.
    Template: kies bij Symbology Template een Template uit de dropdownlijst die al is toegevoegd in de omgeving.

  6. Klik op '+Create'.
Figuur 6 - Instellen van de Layer.

Figuur 6 - Instellen van de Layer.

Wellicht dient nu de symbologie nog naar wens te worden ingesteld. Zie hiervoor de handleidingen onder Symbology.

De tekeninstellingen kunnen nu worden geconfigureerd.

  1. Kies in het kaartlaagoverzicht voor Draw.
  2. Bij Draw Actions kan nu door middel van vinkjes bij de volgende onderdelen aangegeven worden welke rechten moeten worden toegepast:
    Point: het mogen inprikken van een nieuw punt.
    Edit Attribute: het mogen bewerken van attribuutwaarden in bestaande objecten.
    Edit Feature: het mogen wijzigen van kenmerken van bestaande objecten (verplaatsen).
    Copy: het mogen kopiëren van bestaande layers.
    Delete: het mogen verwijderen van bestaande objecten.
  3. Scroll, zodra deze instellingen naar wens zijn toegepast, naar beneden en selecteer 'Edit attributes'.
    Indien er nog geen dergelijk overzicht staat; klik eerst op '+Add Tab' en geef de tab een naam.
Figuur 7 - Overzicht rechten voor tekenen. Via 'Edit attributes' kunnen de instellingen per attribuut worden gewijzigd.

Figuur 7 - Overzicht rechten voor tekenen. Via 'Edit attributes' kunnen de instellingen per attribuut worden gewijzigd.

Vervolgens verschijnt het overzicht Edit Attributes.

  1. Select: vink bewerkbare attributen aan.
  2. Geef bij 'Editable attribute type' het type veld (String, Static, Integer, DateTime) aan.
  • String: tekstveld.

    Textfield: een kort veld waarin een waarde of tekst van een enkele regel getypt kan worden.
    TextArea: een veld waarin een uitgebreidere tekst van meerdere regels getypt kan worden.
    Dropdown: een lijst met bestaande waardes waaruit gekozen kan worden. Wanneer er geen waardes in values zijn gekozen niet voor dropdown kiezen.

  • Static: geeft een niet-aanpasbaar attribuut. (Handig voor bijvoorbeeld objectinformatie die plaatsaanduiding geeft o.i.d.)
  • Integer: voor een veld waar alleen een getal ingevuld kan worden.
  • DateTime: een DateTime-attribuut wordt in principe automatisch herkend en is niet-aanpasbaar.
  1. Default Value: standaardwaarde, te gebruiken om waardes die vaak nodig zijn automatisch in te laten vullen.
  2. Nullable: vink deze aan indien dit vak leeg mag blijven. Zo niet, dan moet dit vak verplicht worden ingevuld.
  3. Klik tot slot op Save.

Voeg de kaartlaag tenslotte toe aan een kaart door middel van de knop '+Add to map' in de 'Overview'-tab van het kaartlaagoverzicht.

De tekenlaag moet nu alleen nog worden ingeschakeld voor de betreffende themakaart.

  1. Navigeer via Projects naar het kaartoverzicht van de themakaart waaraan de kaartlaag is toegevoegd.
  2. Open de tab 'Editable Layers'.
  3. Schuif het balkje naar rechts.
Figuur 8 - Inschakelen van tekenlagen in een kaart.

Figuur 8 - Inschakelen van tekenlagen in een kaart.

Tekenen in de Viewer

De tekenlaag is nu ingesteld en toegevoegd aan de kaart. Zie Figuur 9 voor een voorbeeld van het resultaat in de Viewer. Om te 'tekenen':

  1. Selecteer de betreffende laag in de Map.
  2. Kies de manier waarmee getekend dient te worden.
  3. Selecteer de gewenste plek op de kaart.
  4. Vul (eventueel) de gegevens voor het attribuut in.
  5. Klik tot slot op Opslaan.
1590

Figuur 9 - Het attribuutoverzicht bij het inprikken van een nieuw object.